Het protestants-evangelisch godsdienstonderwijs wil onderstaande doelstellingen bereiken bij het eind van het lager onderwijs.

1. De leerlingen verkrijgen een goede bijbelkennis, die per graad wordt bepaald en waarbij rekening wordt gehouden met de psychologische en religieuze ontwikkeling van de leerlingen.
 1.1. De leerlingen verwerven kennis van en inzicht in bijbelse verhalen of andere bijbelgedeelten, samen met hun betekenis voor het leven vroeger, nu en in de toekomst.
 1.2. De leerlingen verwerven kennis van en zijn vertrouwd met bijbelse thema's, begrippen, structuren en beelden van God.
 1.3. De leerlingen kennen de leefwereld in bijbelse tijden, die nodig is voor het begrijpen van de verhalen.
 1.4. De leerlingen kennen de betekenis van christelijke feesten en zien er de waarde van in.

2 De leerlingen ontwikkelen eerbied en liefde voor de God van de Bijbel, de Vader van de Heer Jezus, de Christus.

3 De leerlingen leren het belang van de bijbelse waarden voor henzelf, de medemens en de wereld te ontdekken en eigen te maken.

4 De leerlingen ontwikkelen respect voor de Bijbel, als woord van God, en leren de Bijbel waarderen als inspiratiebron en maatstaf voor hun leven.

5 De leerlingen verwerven voldoende bouwstenen om een dynamisch-affectieve band met de bijbelse boodschap te ontwikkelen.

6 De leerlingen ontdekken de continuïteit van het geloof vanuit de tijd van profeten en apostelen tot in deze tijd. Zij ontdekken dat, telkens opnieuw, ook in onze tijd, personen en groepen hun geloof vanuit de Bijbel proberen waar te maken in het concrete leven, in gebeden en liederen, of ook in sociale initiatieven.

7 De leerlingen kunnen het specifieke van het protestantisme herkennen en verwoorden.

8 De leerlingen ontwikkelen respect voor andere levensbeschouwingen en leren hierbij het unieke van het christelijke geloof onderscheiden en de eigen christelijke identiteit hooghouden.

Het protestants-evangelisch godsdienstonderwijs wil onderstaande doelstellingen bereiken bij het eind van het secundair onderwijs, rekening houdend met het niveau en deonderwijsvorm van elke leerling.

1. De leerlingen verdiepen hun inzicht in het wezen, de boodschap en de achtergronden van de Bijbel.

1.1. De leerlingen gaan op een open, en respectvolle manier om met de Bijbel en verwoorden hoe God hen daarin aanspreekt

1.2. De leerlingen verwerven inzicht in verschillende opvattingen over inspiratie en ontstaansgeschiedenis van de Bijbel

1.3. De leerlingen geven de samenstelling en structuur van de Bijbel weer.

1.4. De leerlingen ontdekken en lichten onderlinge verbanden in de Bijbel toe.

1.5. De leerlingen demonstreren hun kennis van de historische en aardrijkskundige achtergronden van de Bijbel.

2. De leerlingen verdiepen hun inzicht in de betekenis die het geloof in God en Jezus Christus in hun leven kan hebben.

2.1. De leerlingen ontdekken en verwoorden de belangrijkste christelijke geloofspunten en hoe deze vanuit de Bijbel gefundeerd worden.

2.2. De leerlingen onderzoeken, beoordelen en beargumenteren algemene levensvragen en de antwoorden die hierop vanuit de Bijbel gegeven kunnen worden en zij ervaren de relevantie ervan voor hun eigen leven.

2.3. De leerlingen bespreken ethische vraagstukken en de wijze waarop ethische principes aan de Bijbel kunnen worden ontleend.

2.4. De leerlingen bezinnen zich op de vraag hoe zij, uitgaande van de Bijbel, hun eigen ethische maatstaven kunnen ontwikkelen en toepassen

2.5. De leerlingen ontwikkelen en aanvaarden in hun groei naar volwassenheid hun eigen identiteit mede ten aanzien van relaties en seksualiteit.

 

3. De leerlingen verwerven inzicht in het ontstaan van het christendom en de verschillende christelijke kerken.

3.1. De leerlingen laten zien dat het christendom ontstaan is vanuit het Jodendom.

3.2. De leerlingen geven de grote lijnen van de kerkgeschiedenis weer en vormen in het licht daarvan een kritische visie op hedendaagse ontwikkelingen.

3.3. De leerlingen schetsen de hoofdlijnen van de geschiedenis van de Reformatie, in het bijzonder van de zuidelijke Nederlanden

3.4. De leerlingen lichten de pluriformiteit van het protestantisme in België toe en situeren zich ten opzichte daarvan.

4.De leerlingen ontwikkelen vanuit een Bijbelse levensvisie een open houding ten aanzien van de samenleving.

4.1. De leerlingen onderzoeken andere godsdiensten en levensbeschouwingen en leren hierover kritisch na te denken in het licht van de Bijbel.

4.2. De leerlingen bezinnen zich op de levensbeschouwelijke en ethische aspecten van belangrijke terreinen van het hedendaagse leven zoals wetenschap, cultuur en sport.

4.3. De leerlingen verdiepen zich in vragen met betrekking tot de verhouding van geloof en politiek en ontwikkelen een verantwoordelijke houding ten aanzien van maatschappelijke en economische problemen.

4.4. De leerlingen ontwikkelen een respectvolle en constructieve houding tegenover anderen ongeacht geslacht, geaardheid, etniciteit of overtuiging en beschrijven de samenhang tussen godsdienstvrijheid en verdraagzaamheid.

4.5. De leerlingen bezinnen zich op de opdracht van Christus om zijn getuige te zijn in deze wereld.